Wij waren wie we waren
dolend in onze hoven
zoekend als
over water en brood spraken wij elkaar
troebel en als een frisse wind
die hoger doet waaien stormde je
mij in bochten zonder omzien
een andere uitweg
was er niet en
wij liepen maar ontliepen zelden
een gat in
gewikkelde patronen
maar met mijn fijne vingeren vlocht ik je
langzaam open reeg je aan lijnde in
tot stippellijn-schaar-se lucht hoe lang
kan een mens nog de muren op en raken wij ooit
uit dit beschimmelde web van woede door -ja!-
de navel streng door te knippen aan het zacht
gesponnen zijden draadje (= lees bloedbaan)
terug naar de bron
dat zou pas baanbrekend zijn!
...En ik voel je
lijn uit
mijn ringvingerende vingers
vlinderen vrij
Geen opmerkingen:
Een reactie posten